Plaatsing Stolperstein

Geplaatst te Utrecht op 21 december 2022

In de nacht van 8-9 December 1944 werd ik door een van de kinderen Bogerd, Kapelstraat 108A, ontboden, dat Vader bij pogingen tot ontvluchten door de Duitsers ernstig verwond zou zijn. Toen ik in de Kapelstraat arriveerde – het halen van medische hulp was enige uren lang geweigerd – zag ik een brandweer-auto passeren, waarop – op een ladder gebonden – blijkbaar mijn patiënt de Heer E(?) Bogerd naar het ziekenhuis werd vervoerd. Achter de brandweerauto kwam een kleine personenauto met Duitsers in uniform, die blijkens hun geschreeuw de lakens uit deelden. In de straat bevonden zich gewapende soldaten, die mij aanvankelijk niet wilden toelaten.

Bij de familie Bogerd aangekomen hoorde ik, dat Vader in de dakgoot met een machinepistool beschoten was, urenlang in ijzel, regen – en sneeuwjacht gelegen had en zelf tenslotte via een tuimelraam naar binnen was gevallen. Medische hulp was geweigerd.

De volgende dag ben ik naar het St. Antonius Gasthuis (Duits Hospitaal) gegaan om naar mijn patiënt te informeren, eerst de volgende dag werd ik ontvangen.

Ik kreeg toen van een Sanitater, die mij, nadat ik mij door een soort dirkedons van oppassers en pleegzusters heen had moeten werken en allervriendelijkst ontving het volgende bescheid: Herr Dokter kon er van verzekerd zijn dat zijn patiënt de verzorging zou ontvangen, die medisch nodig voor hem was. Bij de patiënt kon ik niet worden toegelaten, want hij was een gevangene.

Ik ben enige malen terug geweest, kreeg practisch hetzelfde bescheid: Es geht Ihm gut.

Op 22 December 1944 ben ik op verzoek van de weduwe de inmiddels overleden patiënt gaan schouwen.

In een vertrek stonden 3 of 4 grof-houten doodkisten. De mij begeleidende Duitser vroeg mij voor wie ik kwam. “Voor de Heer Bogerd” zei ik. “Bogerd” zei hij. “:Bogerd”? “Ach ja, der Terrorist”.En hij stevende af op een kist, die met rood potlood getekend was: Terr…. en daar achter enige krabbels, waaruit ik het woord Terrorist opmaakte. De andere 2 of 3 kisten waren niet gemerkt. De Heer Bogerd kende ik nauwelijks terug, extreem vermagerd. Hij lag naakt in de kist, armen, borst en bovenbuik waren hier en daar bedekt met gaasplukken, welke door leucoplast waren vastgehouden.

Het stond voor mij vast, dat de Heer Bogerd door de Duitsers als “terrorist” werd beschouwd en als zodanig is behandeld geworden.

Was getekend: H.J.W.A. Nieuwenhuizen, arts.